NOTABELEN, EEN UITGESTORVEN RAS?

Hadden jullie dat ook? Als puber in de vijftiger- en zestiger jaren van de vorige eeuw werd jou gezegd dat je een pastoor, burgemeester, schepen, gemeenteraadslid, dokter, notaris en andere ‘hoge tiest’ steeds met twee woorden moest aanspreken, er je pet moest voor afnemen en met alle eerbied benaderen.

Ik ondervond dit aan den lijve vanaf  mijn aankomst in de kleuterklas van de Simonnetschool. Toen moest ik net als alle andere leerlingen, zij het met tegenzin, altijd eerst voorbij de directrice lopen, mijn pet afnemen of een militaire groet brengen.

Ik was toen een man van vijf en vond dat verfoeilijk machtsmisbruik onder de mom van opvoeding.

Daar heb ik het  tot na de humaniora behoorlijk  lastig mee gehad. Wat hadden die mensen dat ik niet had?

Je mag dan wel uit een gewoon arbeidersgezin ontspruiten of  –  met een plaatselijke uitdrukking ‘uit een werkmansbroek geschud zijn’,  die eigendunk en fierheid zat er bij mij toen al flink ingebakken.

Een zoon van een industrieel, dokter of andere ‘hoge piet’ had misschien van thuis uit meer poen, maar had hij daardoor meer aanzien en meer verdiensten?

Ik was verdomd al gelukkig met een fluitje dat ikzelf gesneden had uit het hout van de vlierbessenstruik, het fluiten van de vogels, de capriolen van de vlinders en de grapjes van ‘Snoecks Almanak’. Als de zon scheen en ik buiten in de toen nog ongerepte bossen met de vriendjes kon ravotten, gaan shotten op de wei en zonder op de vingers gekeken te worden een boomhut kon bouwen midden in het bos van de notaris was dit voor mij het hemelse.

Toen ik naar mei 1968 en de hippietijd toegroeide was het hek helemaal van de dam. Al die notabelen konden de boom in. Onze generatie zou de wereld gaan veranderen.

Tien jaar later liepen we echter met zijn allen weer netjes in het gelid. De grootste ‘roepers’ zaten in de zakenwereld of hadden een kaderfunctie in één van die multinationals waar ze vroeger zwaar naar uithaalden.

Brood moest er nu eenmaal op de plank komen. De buurman had een auto en een kleurentelevisie, dus kon je moeilijk achterna hossen.

Je werd dan ook een ‘bourgeois’ naar buiten uit, maar bij mij bleef die ‘innerlijke vlam’ wakkeren. Uiterlijke sier was aan mij niet besteed, een ‘klasse A wagen’ evenmin. Ik had leuke banen, had journalistiek als hobby en was tevreden met mijn fijn gezin en onze bescheiden woning.

Stilaan groei je zo verder en wordt verteld dat je nu zelf bij de notabelen van het dorp bent beland, want je werd gemeenteraadslid.  Weer kreeg ik het gelijk aan mijn kant. Wat is een gemeenteraadslid? Een poepsimpele burger die zich belangloos inzet voor zijn gemeente en met die inzet en ideeën probeert bij te dragen tot het welzijn van zijn dorp en haar inwoners. Denk je dat vandaag nog wordt opgekeken als je dergelijk sujet tegenkomt? Als gemeentebestuurder ben je de doorn in het oog van iedereen die een andere opinie heeft. Dus vergeet het! Dokter, notaris en de ganse reutemeteut, dat zijn doodgewone burgers, daar is niks notoir of notabel meer aan.  Is het ook niet beter zo? Een ding is jammer, maar onvermijdelijk. De poen blijft heersen en wakkert vooral eigenbelang aan, maar die notabelen blijken een hype van lang geleden en zijn stilaan uitgestorven. Nu ben je zover en toch blijf je een schaap uit de ‘parochiale’ kudde. Ik troost me dan maar met de wijsheid van Gaston Martens, de columns van Richard Minne en het journalistieke oeuvre van Karel Van De Woestijne. Ook al leven we in de 21ste eeuw, hun levensvisie houdt nog veel waar- en wijsheid in!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.